Algemene informatie
Auteur: Renate Dorrestein
Titel: Een hart van steen
Plaats van uitgave: Wolters-Noordhoff, Groningen
Jaar van uitgave: 2003
Jaar van eerste uitgave: 1998
Aantal pagina’s: 205
Genre: roman
Biografie Renate Dorrestein
Haar leven
Renate Dorrestein werd op 25 januari 1954 in Amsterdam geboren. Ze groeide op in een rooms-katholiek gezin. Haar vader was advocaat, haar moeder voor haar huwelijk onderwijzeres. Al op de lagere school begon ze met schrijven.
In 1972 behaalde Renate haar gymnasiumdiploma aan het Keizer Karel College in Amstelveen, waarna ze besloot niet te gaan studeren, maar te gaan werken. Ze werd verslaggeefster bij het weekblad Panorama en reisde daarvoor de hele wereld af. In 1977 verliet ze dit tijdschrift en werkte in de daaropvolgende jaren voor verschillende andere bladen, waaronder Opzij, Viva en De Tijd. In deze periode was de Tweede Feministische Golf in Nederland op z’n hoogtepunt. Met haar columns en artikelen beoogde Dorrestein de wereld wakker te schudden en te provoceren. Ook hielp zij in 1986 de Anna Bijns Stichting op te richten, die elke twee jaar een speciale prijs uitlooft voor ‘de vrouwelijke stem in de letteren’.
De zelfmoord van haar zusje in 1979 heeft op haar persoonlijkheid en haar schrijverschap een enorme invloed gehad, net als later de ziekte ME, die haar ruim tien jaar lang het leven moeilijk maakte.
Renate Dorrestein werd op 25 januari 1954 in Amsterdam geboren. Ze groeide op in een rooms-katholiek gezin. Haar vader was advocaat, haar moeder voor haar huwelijk onderwijzeres. Al op de lagere school begon ze met schrijven.
In 1972 behaalde Renate haar gymnasiumdiploma aan het Keizer Karel College in Amstelveen, waarna ze besloot niet te gaan studeren, maar te gaan werken. Ze werd verslaggeefster bij het weekblad Panorama en reisde daarvoor de hele wereld af. In 1977 verliet ze dit tijdschrift en werkte in de daaropvolgende jaren voor verschillende andere bladen, waaronder Opzij, Viva en De Tijd. In deze periode was de Tweede Feministische Golf in Nederland op z’n hoogtepunt. Met haar columns en artikelen beoogde Dorrestein de wereld wakker te schudden en te provoceren. Ook hielp zij in 1986 de Anna Bijns Stichting op te richten, die elke twee jaar een speciale prijs uitlooft voor ‘de vrouwelijke stem in de letteren’.
De zelfmoord van haar zusje in 1979 heeft op haar persoonlijkheid en haar schrijverschap een enorme invloed gehad, net als later de ziekte ME, die haar ruim tien jaar lang het leven moeilijk maakte.
Achterkant van het boek:
De twaalfjarige Ellen is de enige van vier kinderen uit het saamhorige gezin Van Bemmel die de gezinsuitbreiding met grote onrust tegemoet ziet. Want stel dat de banvloek die zij over haar nieuwe zusje heeft uitgesproken werkelijkheid wordt. Vijfentwintig jaar later keert Ellen, als enige nog levende Van Bemmel, terug naar haar ouderlijk huis. Zij is zwanger, ongepland maar niet geheel toevallig. Vol angst bivakkeert ze in de lege, kale kamers, die bevolkt worden door schimmen. Ze is aan bed gekluisterd omdat een miskraam dreigt en ze wordt achtervolgd door haar steeds veeleisender wordende overleden familieleden. Bladerend in het oude fotoalbum probeert ze een antwoord te vinden op de vragen die haar eigen kind haar later zal stellen: 'Heb ik dan geen oma, mama? Geen opa? Heb ik geen familie? Hoe komt dat?'
Samenvatting
Ellen van Bemmel leek voor lange tijd in een gelukkig en normaal gezin op te groeien. Ze woonde in een villa in een buitenwijk van Haarlem en deelde haar kamer met haar zus Billie (Sybille), haar broer Kes (Kester) en haar kleine broertje Carlos (Michiel). Haar ouders hielden samen een knipselbureau aan huis gaande dat vooral gericht was op Amerika. Toen haar moeder (weer) zwanger werd begonnen de tijden te veranderen.
Ellen had totaal geen behoefte om de kamer met nog een broertje of zusje te delen en toen Carlos op haar verjaardag een ketel heet water over zich heen kreeg omdat hij de eerste schopjes van het kindje in de buik wilde voelen was de lol er voor haar al helemaal vanaf. Ze bedacht een naam voor het kindje, de lelijkste die ze kon verzinnen. Ida. Haar vader vond het afschuwelijk genoeg een goed idee en zo zou het meisje uiteindelijk heten. ‘Heftige stemmingswisselingen, verlies van het contact met de werkelijkheid, hallucinaties, wanen, irreële angsten en overbezorgdheid, verandering van persoonlijkheid en gedrag, gewelddadige neigingen jegens jezelf en anderen.’ Dit zijn de verschijnselen die Ellens moeder Margje begon te vertonen na de geboorte van Ida. De rest van het gezin zag het ongelovig aan en ze wisten niet wat ze er aan konden doen.
Pas vele jaren later toen Ellen haar zoveelste psychiater raadpleegde kreeg zij de waarschijnlijke oorzaak van haar moeders gedrag te weten. Een psychische aandoening na de zwangerschap met hormonale oorzaak. Margje was extreem overbezorgd naar Ida en dacht dat het kind door de duivel bezeten was. Ze was wanhopig en wist niet of God haar gebeden nog wilde horen. Naar wie moesten ze dan bidden? Haarzelf?
Uiteindelijk kon ze nog maar een oplossing zien om met haar gezin te ontsnappen van het onheil dat zich over hen uitspreidde. Met de zin: “We zullen ervoor zorgen dat zij niet lijden.” overtuigde zij zichzelf dat het het beste was om het gezin te offeren, om samen de stralende eeuwigheid in te kunnen gaan.
Op een avond werd het plan uitgevoerd. Ellen hielp haar moeder met het voorbereiden van bordjes met ‘vitamine’pilletjes die ze allemaal bij het avondmaal zouden slikken. Ze probeerde haar moeder niet van gedachte te veranderen om de vrede die onlangs geheel leek te zijn teruggekeerd te bewaren. Toen haar hond nog voor het toetje hysterisch begon te blaffen en maar niet wilde bedaren, besloot ze met hem te gaan wandelen. Ruim een uur bleef ze weg en toen ze terugkwam trof ze daar Billie en Kes aan, scheefgezakt in hun stoel met een plastic zak om hun hoofd. Carlos zat onder de tafel en zodra het tot haar doordrong dat haar oudere broer en zus dood waren sleurde ze hem mee naar de kelder en draaide de deur op slot. Angstig wachtte ze daar af totdat de conciërge van haar vaders bedrijf, Bas op kwam dagen voor zijn werk en het huis in deze toestand aantrof.
Ellen en Carlos kwamen in een weeshuis terecht, maar Carlos werd al gouw geadopteerd en ze onderhield uiteindelijk weinig contact met hem. Hij was nu immers niet echt haar broertje Carlos meer. Op 37-jarige leeftijd besluit Ellen haar ouderlijk huis te kopen als ze bij toeval ziet dat hij te koop staat. Ze is gescheiden van haar man Thijs en intussen zwanger van een onbekende. Hier in dit huis en met haar kind op komst, dat onvermijdelijk zal vragen waarom het geen opa en oma heeft, denkt ze veel na over wat er is gebeurd. Bladerend in een oud fotoboek probeert ze de dingen op een rijtje te zetten en te verwerken wat zij in het verleden heeft meegemaakt. Bij een bezoekje aan een tuincentrum voor het renoveren van haar inmiddels vervallen tuin komt ze Bas tegen. Na deze ontmoeting komt hij haar nog geregeld in de tuin helpen tot ze een keer ruzie krijgen. Dezelfde dag nog dreigt Ellen haar baby te verliezen en ze zal nog een lange tijd in bed moeten blijven liggen om te herstellen van de bijna miskraam.
Er wordt een deal gesloten met ene Lucia, een vrouw met drie kinderen die door haar man mishandeld werd. Zij met haar drie dochters zal bij Ellen in huis mogen schuilen voor het geweld van haar man en in ruil daarvoor verzorgt ze Ellen die niet de kracht heeft om zichzelf op de been te houden. Bas probeert verscheidene keren contact met Ellen op te nemen, maar ze kan niet reageren in verband met de veiligheid van Lucia. Al gauw nadat zij het huis verlaten heeft laat Ellen Bas weer eens langs komen. Er is iets dat hij eigenlijk al voor lange tijd met haar wilde bespreken. Het schijnt dat haar vader, Frits, vlak voor de moorden een notitie had achtergelaten met het plan voor hem en z’n vrouw een reis te boeken. Al die jaren had Ellen haar vader er van moeten verdenken dat hij medeverantwoordelijk was voor het drama dat zich had afgespeeld. Het nieuwe inzicht dat hij er niets mee te maken had gehad geeft haar het impuls om zichzelf bij elkaar te rapen en haar verleden los te laten.
Samenvatting
Ellen van Bemmel leek voor lange tijd in een gelukkig en normaal gezin op te groeien. Ze woonde in een villa in een buitenwijk van Haarlem en deelde haar kamer met haar zus Billie (Sybille), haar broer Kes (Kester) en haar kleine broertje Carlos (Michiel). Haar ouders hielden samen een knipselbureau aan huis gaande dat vooral gericht was op Amerika. Toen haar moeder (weer) zwanger werd begonnen de tijden te veranderen.
Ellen had totaal geen behoefte om de kamer met nog een broertje of zusje te delen en toen Carlos op haar verjaardag een ketel heet water over zich heen kreeg omdat hij de eerste schopjes van het kindje in de buik wilde voelen was de lol er voor haar al helemaal vanaf. Ze bedacht een naam voor het kindje, de lelijkste die ze kon verzinnen. Ida. Haar vader vond het afschuwelijk genoeg een goed idee en zo zou het meisje uiteindelijk heten. ‘Heftige stemmingswisselingen, verlies van het contact met de werkelijkheid, hallucinaties, wanen, irreële angsten en overbezorgdheid, verandering van persoonlijkheid en gedrag, gewelddadige neigingen jegens jezelf en anderen.’ Dit zijn de verschijnselen die Ellens moeder Margje begon te vertonen na de geboorte van Ida. De rest van het gezin zag het ongelovig aan en ze wisten niet wat ze er aan konden doen.
Pas vele jaren later toen Ellen haar zoveelste psychiater raadpleegde kreeg zij de waarschijnlijke oorzaak van haar moeders gedrag te weten. Een psychische aandoening na de zwangerschap met hormonale oorzaak. Margje was extreem overbezorgd naar Ida en dacht dat het kind door de duivel bezeten was. Ze was wanhopig en wist niet of God haar gebeden nog wilde horen. Naar wie moesten ze dan bidden? Haarzelf?
Uiteindelijk kon ze nog maar een oplossing zien om met haar gezin te ontsnappen van het onheil dat zich over hen uitspreidde. Met de zin: “We zullen ervoor zorgen dat zij niet lijden.” overtuigde zij zichzelf dat het het beste was om het gezin te offeren, om samen de stralende eeuwigheid in te kunnen gaan.
Op een avond werd het plan uitgevoerd. Ellen hielp haar moeder met het voorbereiden van bordjes met ‘vitamine’pilletjes die ze allemaal bij het avondmaal zouden slikken. Ze probeerde haar moeder niet van gedachte te veranderen om de vrede die onlangs geheel leek te zijn teruggekeerd te bewaren. Toen haar hond nog voor het toetje hysterisch begon te blaffen en maar niet wilde bedaren, besloot ze met hem te gaan wandelen. Ruim een uur bleef ze weg en toen ze terugkwam trof ze daar Billie en Kes aan, scheefgezakt in hun stoel met een plastic zak om hun hoofd. Carlos zat onder de tafel en zodra het tot haar doordrong dat haar oudere broer en zus dood waren sleurde ze hem mee naar de kelder en draaide de deur op slot. Angstig wachtte ze daar af totdat de conciërge van haar vaders bedrijf, Bas op kwam dagen voor zijn werk en het huis in deze toestand aantrof.
Ellen en Carlos kwamen in een weeshuis terecht, maar Carlos werd al gouw geadopteerd en ze onderhield uiteindelijk weinig contact met hem. Hij was nu immers niet echt haar broertje Carlos meer. Op 37-jarige leeftijd besluit Ellen haar ouderlijk huis te kopen als ze bij toeval ziet dat hij te koop staat. Ze is gescheiden van haar man Thijs en intussen zwanger van een onbekende. Hier in dit huis en met haar kind op komst, dat onvermijdelijk zal vragen waarom het geen opa en oma heeft, denkt ze veel na over wat er is gebeurd. Bladerend in een oud fotoboek probeert ze de dingen op een rijtje te zetten en te verwerken wat zij in het verleden heeft meegemaakt. Bij een bezoekje aan een tuincentrum voor het renoveren van haar inmiddels vervallen tuin komt ze Bas tegen. Na deze ontmoeting komt hij haar nog geregeld in de tuin helpen tot ze een keer ruzie krijgen. Dezelfde dag nog dreigt Ellen haar baby te verliezen en ze zal nog een lange tijd in bed moeten blijven liggen om te herstellen van de bijna miskraam.
Er wordt een deal gesloten met ene Lucia, een vrouw met drie kinderen die door haar man mishandeld werd. Zij met haar drie dochters zal bij Ellen in huis mogen schuilen voor het geweld van haar man en in ruil daarvoor verzorgt ze Ellen die niet de kracht heeft om zichzelf op de been te houden. Bas probeert verscheidene keren contact met Ellen op te nemen, maar ze kan niet reageren in verband met de veiligheid van Lucia. Al gauw nadat zij het huis verlaten heeft laat Ellen Bas weer eens langs komen. Er is iets dat hij eigenlijk al voor lange tijd met haar wilde bespreken. Het schijnt dat haar vader, Frits, vlak voor de moorden een notitie had achtergelaten met het plan voor hem en z’n vrouw een reis te boeken. Al die jaren had Ellen haar vader er van moeten verdenken dat hij medeverantwoordelijk was voor het drama dat zich had afgespeeld. Het nieuwe inzicht dat hij er niets mee te maken had gehad geeft haar het impuls om zichzelf bij elkaar te rapen en haar verleden los te laten.
Verwerkingsopdracht: recensievergelijking
Recensie 1
Bron: Elsevier
Publicatiedatum: 14-02-1998
Recensent: Doeschka Meijsing
Recensietitel: Allejezusgezellig
Er ontwikkelt zich een neiging in me om de romans van Renate Dorrestein niet meer serieus te nemen. Hoe komt dat? Zijn feiten daar verantwoordelijk voor? Zoals dat Dorrestein, sinds haar debuut Buitenstaanders uit 1983, véértien romans heeft geschreven, dat wil zeggen één per jaar? Dat, terwijl ze in het openbaar veel heeft gesproken en geschreven over de ziekte ME waaraan ze lijdt? Maar Vestdijk schreef ook zoveel en leed aan depressies. Is het omdat manische depressiviteit me een andere diagnose lijkt dan ME? Maar ik ben geen dokter. Het gaat hier over literatuur. Is het omdat alle actuele vrouwen-problemen aan bod komen, incest, ontrouw, ongehuwd moederschap, onbekend vader-schap, getraumatiseerde jeugd? Maar ik ben geen socioloog. Toch is er iets aan de hand met Dorresteins keuze van onderwerpen. Natuurlijk kun je van elke schrijver zeggen dat er een eigen thematiek wordt ontwikkeld, grimmig en eigenzinnig. Maar van geheimzinnigheid en verrassing is bij Dorrestein geen sprake. De lezer denkt: o ja, over zo'n geval heb ik laatst nog in de krant gelezen, het kwam in een of andere Oprah Winfrey-aflevering voor - eens kijken wat voor verhaal Dorrestein ervan heeft gemaakt. Zo moet je als schrijfster met de klok van de krant meeschrijven - doodvermoeiend.
In haar nieuwe roman Een hart van steen is het weer zover. Dit keer gaat het om postnatale depressie, een nog niet zo lang bekende diagnose. Het verhaal wordt verteld door de volwassen, zwangere Ellen. Geen man. Weinig vrienden. De herinnering van Ellen gaat vooral terug naar haar twaalfde levensjaar, kind te midden van een gelukkig, wat slordig maar compleet gezin. Ze beseft 'hoe gelukkig mijn jeugd op de keper beschouwd was geweest'. De lezer voelt het zo na, het hele boek door: wat een gezellig gezin! Ook al weet de lezer al heel spoedig meer: 'Mijn verleden bestaat in de ogen van anderen altijd alleen maar uit die ene, allesoverheersende tragedie die zich hier heeft afgespeeld.' De lezer weet dat de tragedie bestaat uit het feit dat de moeder drie van haar vijf kinderen, haar man en zichzelf heeft vermoord, oorzaak: postnatale depressie na de geboorte van de vijfde - maar de toon van het vertelde, in het heden en in het verleden, blijft even opgetogen: wat een allemachtig gezellig gezin! Wat een allemachtig gezellige meid, die Ellen! Die tegenstrijdig-heid zou de tragiek van Een hart van steen moeten zijn, maar is het nu juist niet. Braaf werkt Dorrestein het psychotherapeutische boekje af: verdringing, mislukt huwelijk, huil & jank-therapieën, analyse, angst voor binding, jawel het staat er allemaal in. Compleet tot en met de laatste bevrijdende huilfase, in de kelder van haar ouderlijk huis, waar zij en haar broertje zich bij toeval aan de moordpartij wisten te onttrekken. Het is vreemd dat dit alles de lezer volkomen koud laat, zo'n plotselinge moordpartij in een gezin. Terwijl de schrijfster het drama nota bene van binnenuit beschrijft. Dat zou toch iets opleveren bij een schrijver als Ian McEwan (The Cement Garden), of bij Hugo Claus, broeierig in het Vlaamse land, of authentiek als bij Mensje van Keulen (Olifanten op een web). Bij Dorrestein wordt er met het motto van Neeltje Maria Min (uit: Mijn moeder is mijn naam vergeten) ook nog eens een heuse betekenis toegekend aan het feit dat ze overlevende was: 'Ze was me gewoon vergeten.' Dat besef is zo verpletterend dat het haar bevrijding wordt. Prima bedacht, maar het werkt niet. Zelfs niet als Dorrestein er nog een epiloogje aan vastplakt, waarin de tot godsdienstwaanzin gedreven moeder in haar postnatale depressie aan het woord komt. In Een hart van steen staat alles zwart op wit wat er over een dergelijke depressie te weten valt. Het huiswerk is gedaan, het gegeven is gruwelijk, alles klopt – en niets doet het. Hoe komt dat? Hangt haar hartelijke, jofele stijl langzamerhand de keel uit? Is haar behendigheid in het omspringen met heden en verleden te groot? Begint het op goed gemaakt feministisch entertainment te lijken? Is het te modieus? Op dit alles moet een hartgrondig 'ja' klinken. Ja, het is te ervaren, te behendig, te modieus, te jofel. Renate Dorrestein kijkt niet meer met enige noodzaak, enig echt medeleven naar haar personages. Ze zijn aardig, maar Dorrestein heeft met haar drukke huishouden van veertien boeken in vijftien jaar geen tijd meer om zich in te leven in of uit te sloven voor haar personages. De koek is op, moeder is moe, laten we nu even de problemen die er nog liggen en veel baat hebben bij erkenning en emancipatie, op een stapel leggen: psoriasis, vrouwen met krampen, vrouwen in de overgang, schietgrage moordenaressen, leraressen met minderjarigen, vrouwelijke altijd maar verliezende schaakspeelsters (het 'toepsyndroom'). We kunnen nog wel een paar jaar verder. Maar de lezer? Die houdt het voor gezien. 't Was allejezusgezellig, maar niet heus.
Bron: Elsevier
Publicatiedatum: 14-02-1998
Recensent: Doeschka Meijsing
Recensietitel: Allejezusgezellig
Er ontwikkelt zich een neiging in me om de romans van Renate Dorrestein niet meer serieus te nemen. Hoe komt dat? Zijn feiten daar verantwoordelijk voor? Zoals dat Dorrestein, sinds haar debuut Buitenstaanders uit 1983, véértien romans heeft geschreven, dat wil zeggen één per jaar? Dat, terwijl ze in het openbaar veel heeft gesproken en geschreven over de ziekte ME waaraan ze lijdt? Maar Vestdijk schreef ook zoveel en leed aan depressies. Is het omdat manische depressiviteit me een andere diagnose lijkt dan ME? Maar ik ben geen dokter. Het gaat hier over literatuur. Is het omdat alle actuele vrouwen-problemen aan bod komen, incest, ontrouw, ongehuwd moederschap, onbekend vader-schap, getraumatiseerde jeugd? Maar ik ben geen socioloog. Toch is er iets aan de hand met Dorresteins keuze van onderwerpen. Natuurlijk kun je van elke schrijver zeggen dat er een eigen thematiek wordt ontwikkeld, grimmig en eigenzinnig. Maar van geheimzinnigheid en verrassing is bij Dorrestein geen sprake. De lezer denkt: o ja, over zo'n geval heb ik laatst nog in de krant gelezen, het kwam in een of andere Oprah Winfrey-aflevering voor - eens kijken wat voor verhaal Dorrestein ervan heeft gemaakt. Zo moet je als schrijfster met de klok van de krant meeschrijven - doodvermoeiend.
In haar nieuwe roman Een hart van steen is het weer zover. Dit keer gaat het om postnatale depressie, een nog niet zo lang bekende diagnose. Het verhaal wordt verteld door de volwassen, zwangere Ellen. Geen man. Weinig vrienden. De herinnering van Ellen gaat vooral terug naar haar twaalfde levensjaar, kind te midden van een gelukkig, wat slordig maar compleet gezin. Ze beseft 'hoe gelukkig mijn jeugd op de keper beschouwd was geweest'. De lezer voelt het zo na, het hele boek door: wat een gezellig gezin! Ook al weet de lezer al heel spoedig meer: 'Mijn verleden bestaat in de ogen van anderen altijd alleen maar uit die ene, allesoverheersende tragedie die zich hier heeft afgespeeld.' De lezer weet dat de tragedie bestaat uit het feit dat de moeder drie van haar vijf kinderen, haar man en zichzelf heeft vermoord, oorzaak: postnatale depressie na de geboorte van de vijfde - maar de toon van het vertelde, in het heden en in het verleden, blijft even opgetogen: wat een allemachtig gezellig gezin! Wat een allemachtig gezellige meid, die Ellen! Die tegenstrijdig-heid zou de tragiek van Een hart van steen moeten zijn, maar is het nu juist niet. Braaf werkt Dorrestein het psychotherapeutische boekje af: verdringing, mislukt huwelijk, huil & jank-therapieën, analyse, angst voor binding, jawel het staat er allemaal in. Compleet tot en met de laatste bevrijdende huilfase, in de kelder van haar ouderlijk huis, waar zij en haar broertje zich bij toeval aan de moordpartij wisten te onttrekken. Het is vreemd dat dit alles de lezer volkomen koud laat, zo'n plotselinge moordpartij in een gezin. Terwijl de schrijfster het drama nota bene van binnenuit beschrijft. Dat zou toch iets opleveren bij een schrijver als Ian McEwan (The Cement Garden), of bij Hugo Claus, broeierig in het Vlaamse land, of authentiek als bij Mensje van Keulen (Olifanten op een web). Bij Dorrestein wordt er met het motto van Neeltje Maria Min (uit: Mijn moeder is mijn naam vergeten) ook nog eens een heuse betekenis toegekend aan het feit dat ze overlevende was: 'Ze was me gewoon vergeten.' Dat besef is zo verpletterend dat het haar bevrijding wordt. Prima bedacht, maar het werkt niet. Zelfs niet als Dorrestein er nog een epiloogje aan vastplakt, waarin de tot godsdienstwaanzin gedreven moeder in haar postnatale depressie aan het woord komt. In Een hart van steen staat alles zwart op wit wat er over een dergelijke depressie te weten valt. Het huiswerk is gedaan, het gegeven is gruwelijk, alles klopt – en niets doet het. Hoe komt dat? Hangt haar hartelijke, jofele stijl langzamerhand de keel uit? Is haar behendigheid in het omspringen met heden en verleden te groot? Begint het op goed gemaakt feministisch entertainment te lijken? Is het te modieus? Op dit alles moet een hartgrondig 'ja' klinken. Ja, het is te ervaren, te behendig, te modieus, te jofel. Renate Dorrestein kijkt niet meer met enige noodzaak, enig echt medeleven naar haar personages. Ze zijn aardig, maar Dorrestein heeft met haar drukke huishouden van veertien boeken in vijftien jaar geen tijd meer om zich in te leven in of uit te sloven voor haar personages. De koek is op, moeder is moe, laten we nu even de problemen die er nog liggen en veel baat hebben bij erkenning en emancipatie, op een stapel leggen: psoriasis, vrouwen met krampen, vrouwen in de overgang, schietgrage moordenaressen, leraressen met minderjarigen, vrouwelijke altijd maar verliezende schaakspeelsters (het 'toepsyndroom'). We kunnen nog wel een paar jaar verder. Maar de lezer? Die houdt het voor gezien. 't Was allejezusgezellig, maar niet heus.
Recensie 2
Bron: Het Parool
Publicatiedatum: 06-02-1998
Recensent: Daniëlle Serdijn
Recensietitel: Tissues in de aanslag, bonbons bij de hand
Lijders aan aandoeningen waarvoor geen medische term bestaat, kampen evenzeer met de onbenoembaarheid van hun ziekte als met hun kwalen zelf. Een gebrek zonder naam heeft geen status. De patiënt durft zich niet oprecht ziek te voelen, ofschoon zijn lichaam duidelijke signalen geeft. Groot is dan ook de opluchting wanneer de verschijnselen gecategoriseerd worden en van een naam voorzien. Op slag voelt de zieke zich al ietsje beter, alsof door het kennen van een naam het ergste kwaad is bezworen. Vergelijkbaar is het effect dat leraren nastreven als zij rebellerende pubers bij hun naam noemen. Het kwaad bezweer je er niet mee, maar de onruststoker is voor een kort moment uit zijn evenwicht gebracht. De voorbeelden zijn talrijk; of het nu om Odysseus gaat die weigert zijn naam te noemen als hij met zijn scheepje het eiland van de Cycloop aandoet, of om God die maar hoefde te spreken of wat hij zei, was. Waar het om gaat is dat kennis van het woord een vergaande macht geeft. Het motto dat Renate Dorrestein koos voor haar nieuwe roman Een hart van steen is afkomstig uit een gedicht van Neeltje Maria Min. Min werd geliefd en bekend door de regels: Noem mij, noem mij, spreek mij aan, o, noem mij bij mijn diepste naam. Iedere bladzijde uit Dorresteins roman ademt deze regels.
Op de eerste pagina maken we kennis met het gezin Van Bemmel. Het middelste kind, Ellen, vertelt over de periode na haar twaalfde verjaardag: 'We waren al met z'n vieren toen Ida werd geboren, in een ongewoon koude zomernacht.' Die vier zijn Sybille, Kester, Carlos en Ellen dus. 'En Carlos stond van opwinding rechtop in zijn ledikant te zingen, slaapdronken, zijn buikje bolde over zijn afgezakte slaapluier heen. We noemden hem Carlos omdat hij als baby als twee druppels water had geleken op die bonenstaak van Engeland, prins Charles.' Geen van de kinderen wordt genoemd zoals ze werkelijk heten. Niemand wordt genoemd bij zijn of haar 'diepste naam', behalve Ellen. Vader en moeder runnen Bureau Van Bemmel, een knipseldienst die geïnteresseerden voorziet van alles wat met de Verenigde Staten te maken heeft. De gezinsleden dragen, voor zo ver mogelijk, elk hun verantwoordelijkheid voor het bureau. Moeder knipt, de kinderen sjouwen rond met ordners en werkstudenten catalogiseren. Vader van Bemmel geeft advies: "'Eerst benoemen', zei mijn vader altijd tegen de werkstudenten. 'Alleen wat benoemd is kun je later weer terugvinden." Ellen vervolgt: 'Ik wist dat er meer achter zat: hij was als Adam in de hof van Eden, die over alles heer en meester werd door elk schepsel van de juiste naam te voorzien. Eerst zien, dan benoemen. Niet andersom. Herkennen was het sleutelwoord.' Aanwijzingen te over om Een hart van steen te lezen als de zoektocht naar het juiste woord en de juiste naam. Ellen meent bijvoorbeeld dat een voornaam het lot kan bepalen. Uit kinderlijke jaloezie wenst ze haar ongeboren zusje allerlei narigheid toe en kiest de lelijkste naam die ze kan bedenken voor het kind, Ida. Als de baby geboren is, voelt Ellen zich verschrikkelijk schuldig omdat haar zusje inderdaad geplaagd wordt door vele mysterieuze aandoeningen. Blauwe plekken op het onderlichaampje, kneuzingen. Ook het bezeten gedrag van haar moeder kan ze niet verklaren. In ieder geval wordt ze er doodsbenauwd van en probeert ze zich voor te stellen dat de ellende hun gezin bespaard was gebleven als Ida een andere naam had gekregen. Maar aan de naam ligt het niet. Moeder van Bemmel wordt gekweld door een heftige postnatale depressie. De verwondingen op het lichaam van haar baby bracht ze zelf toe met een appelboor. Moeders hormoonhuishouding is behoorlijk in de war. Zelfs een niet-medisch geschoolde lezer trekt deze conclusie onmiddellijk, simpelweg vanwege de aandacht die er sinds een jaar of tien, twintig bestaat voor deze vorm van depressie. Beschrijvingen ervan hebben hun weg naar het lekenpubliek gevonden via artikelen in damesbladen. Hetzelfde geldt voor een aandoening als bekkeninstabiliteit of, anorexia nervosa en het chronisch vermoeidheidssyndroom ME. Moeder van Bemmel heeft de pech haar depressie op te lopen aan het begin van de jaren zeventig. Haar echtgenoot noch haar huisarts herkent de ziekte en ook Libelle en Margriet moeten het onderwerp nog ontdekken. Niemand houdt moeder tegen als zij op het toppunt van haar waanzin zichzelf en haar gezin probeert uit te moorden. Ellen en Carlos zijn de enige die de ramp overleven. Wat volgt is Ellens gang langs psychiaters en kindertehuizen, waarvan de beschrijving af en toe associaties oproepen met de verschoppelinge van Yvonne Keuls, Floortje Bloem. Ook in dit geval zijn het de volwassenen die niets begrijpen en heeft het vertellende kind het gelijk aan haar zijde. In sommige scènes doet Dorrestein wel erg haar best de traanklieren van haar lezers te prikkelen. Bijvoorbeeld als ze schrijft over de scheiding van Ellen en haar broertje. Of over Ellens zus, Billie, die voor eeuwig zestien zal blijven. Tot ver in haar volwassen-heid lijdt Ellen aan een vorm van MPS, het Meervouwdige Persoonlijkheids Syndroom (alweer zo'n ziekte). De verlossing van deze spookstemmen valt samen met de ontdekking van het woord: 'postnatale depressie'. De benaming doet Ellen als bij donderslag begrijpen wat de oorzaak van haar leed is geweest.
Een hart van steen heeft de potentie van een echte publieksroman; spannend, dramatisch en op een bijzonder prettige manier verteld. Ondanks de extreme gebeurtenis-sen blijft er die jolige, vanzelfsprekende toon, waarop de schrijfster het patent lijkt te hebben. Buitenstaanders, en vorig jaar in Want dit is mijn lichaam hield Dorrestein het bizarre in bedwang door de opgewekte en nuchtere verteltrant. En hoezeer we ook kunnen treuren om de belevenissen van Ellen, hoe serieus we Dorresteins taalfilosofisch getinte connotaties ook kunnen nemen, daarbij de link leggend naar de chronische vermoeidheid die haar eigen lichaam kwelt. Een hart van steen is in de eerste plaats een vemakelijk boek. Een smulverhaal als een vrouwenfilm, waarbij grote hoeveelheden bonbons verorberd dienen te worden en een pak tissues binnen handbereik aan te raden is.
Publicatiedatum: 06-02-1998
Recensent: Daniëlle Serdijn
Recensietitel: Tissues in de aanslag, bonbons bij de hand
Lijders aan aandoeningen waarvoor geen medische term bestaat, kampen evenzeer met de onbenoembaarheid van hun ziekte als met hun kwalen zelf. Een gebrek zonder naam heeft geen status. De patiënt durft zich niet oprecht ziek te voelen, ofschoon zijn lichaam duidelijke signalen geeft. Groot is dan ook de opluchting wanneer de verschijnselen gecategoriseerd worden en van een naam voorzien. Op slag voelt de zieke zich al ietsje beter, alsof door het kennen van een naam het ergste kwaad is bezworen. Vergelijkbaar is het effect dat leraren nastreven als zij rebellerende pubers bij hun naam noemen. Het kwaad bezweer je er niet mee, maar de onruststoker is voor een kort moment uit zijn evenwicht gebracht. De voorbeelden zijn talrijk; of het nu om Odysseus gaat die weigert zijn naam te noemen als hij met zijn scheepje het eiland van de Cycloop aandoet, of om God die maar hoefde te spreken of wat hij zei, was. Waar het om gaat is dat kennis van het woord een vergaande macht geeft. Het motto dat Renate Dorrestein koos voor haar nieuwe roman Een hart van steen is afkomstig uit een gedicht van Neeltje Maria Min. Min werd geliefd en bekend door de regels: Noem mij, noem mij, spreek mij aan, o, noem mij bij mijn diepste naam. Iedere bladzijde uit Dorresteins roman ademt deze regels.
Op de eerste pagina maken we kennis met het gezin Van Bemmel. Het middelste kind, Ellen, vertelt over de periode na haar twaalfde verjaardag: 'We waren al met z'n vieren toen Ida werd geboren, in een ongewoon koude zomernacht.' Die vier zijn Sybille, Kester, Carlos en Ellen dus. 'En Carlos stond van opwinding rechtop in zijn ledikant te zingen, slaapdronken, zijn buikje bolde over zijn afgezakte slaapluier heen. We noemden hem Carlos omdat hij als baby als twee druppels water had geleken op die bonenstaak van Engeland, prins Charles.' Geen van de kinderen wordt genoemd zoals ze werkelijk heten. Niemand wordt genoemd bij zijn of haar 'diepste naam', behalve Ellen. Vader en moeder runnen Bureau Van Bemmel, een knipseldienst die geïnteresseerden voorziet van alles wat met de Verenigde Staten te maken heeft. De gezinsleden dragen, voor zo ver mogelijk, elk hun verantwoordelijkheid voor het bureau. Moeder knipt, de kinderen sjouwen rond met ordners en werkstudenten catalogiseren. Vader van Bemmel geeft advies: "'Eerst benoemen', zei mijn vader altijd tegen de werkstudenten. 'Alleen wat benoemd is kun je later weer terugvinden." Ellen vervolgt: 'Ik wist dat er meer achter zat: hij was als Adam in de hof van Eden, die over alles heer en meester werd door elk schepsel van de juiste naam te voorzien. Eerst zien, dan benoemen. Niet andersom. Herkennen was het sleutelwoord.' Aanwijzingen te over om Een hart van steen te lezen als de zoektocht naar het juiste woord en de juiste naam. Ellen meent bijvoorbeeld dat een voornaam het lot kan bepalen. Uit kinderlijke jaloezie wenst ze haar ongeboren zusje allerlei narigheid toe en kiest de lelijkste naam die ze kan bedenken voor het kind, Ida. Als de baby geboren is, voelt Ellen zich verschrikkelijk schuldig omdat haar zusje inderdaad geplaagd wordt door vele mysterieuze aandoeningen. Blauwe plekken op het onderlichaampje, kneuzingen. Ook het bezeten gedrag van haar moeder kan ze niet verklaren. In ieder geval wordt ze er doodsbenauwd van en probeert ze zich voor te stellen dat de ellende hun gezin bespaard was gebleven als Ida een andere naam had gekregen. Maar aan de naam ligt het niet. Moeder van Bemmel wordt gekweld door een heftige postnatale depressie. De verwondingen op het lichaam van haar baby bracht ze zelf toe met een appelboor. Moeders hormoonhuishouding is behoorlijk in de war. Zelfs een niet-medisch geschoolde lezer trekt deze conclusie onmiddellijk, simpelweg vanwege de aandacht die er sinds een jaar of tien, twintig bestaat voor deze vorm van depressie. Beschrijvingen ervan hebben hun weg naar het lekenpubliek gevonden via artikelen in damesbladen. Hetzelfde geldt voor een aandoening als bekkeninstabiliteit of, anorexia nervosa en het chronisch vermoeidheidssyndroom ME. Moeder van Bemmel heeft de pech haar depressie op te lopen aan het begin van de jaren zeventig. Haar echtgenoot noch haar huisarts herkent de ziekte en ook Libelle en Margriet moeten het onderwerp nog ontdekken. Niemand houdt moeder tegen als zij op het toppunt van haar waanzin zichzelf en haar gezin probeert uit te moorden. Ellen en Carlos zijn de enige die de ramp overleven. Wat volgt is Ellens gang langs psychiaters en kindertehuizen, waarvan de beschrijving af en toe associaties oproepen met de verschoppelinge van Yvonne Keuls, Floortje Bloem. Ook in dit geval zijn het de volwassenen die niets begrijpen en heeft het vertellende kind het gelijk aan haar zijde. In sommige scènes doet Dorrestein wel erg haar best de traanklieren van haar lezers te prikkelen. Bijvoorbeeld als ze schrijft over de scheiding van Ellen en haar broertje. Of over Ellens zus, Billie, die voor eeuwig zestien zal blijven. Tot ver in haar volwassen-heid lijdt Ellen aan een vorm van MPS, het Meervouwdige Persoonlijkheids Syndroom (alweer zo'n ziekte). De verlossing van deze spookstemmen valt samen met de ontdekking van het woord: 'postnatale depressie'. De benaming doet Ellen als bij donderslag begrijpen wat de oorzaak van haar leed is geweest.
Een hart van steen heeft de potentie van een echte publieksroman; spannend, dramatisch en op een bijzonder prettige manier verteld. Ondanks de extreme gebeurtenis-sen blijft er die jolige, vanzelfsprekende toon, waarop de schrijfster het patent lijkt te hebben. Buitenstaanders, en vorig jaar in Want dit is mijn lichaam hield Dorrestein het bizarre in bedwang door de opgewekte en nuchtere verteltrant. En hoezeer we ook kunnen treuren om de belevenissen van Ellen, hoe serieus we Dorresteins taalfilosofisch getinte connotaties ook kunnen nemen, daarbij de link leggend naar de chronische vermoeidheid die haar eigen lichaam kwelt. Een hart van steen is in de eerste plaats een vemakelijk boek. Een smulverhaal als een vrouwenfilm, waarbij grote hoeveelheden bonbons verorberd dienen te worden en een pak tissues binnen handbereik aan te raden is.
Mijn mening:
Ik ben het gedeeltelijk met recensie 1 eens. Het is waar dat Renate Dorrestein braaf het psychotherapeutische boekje afwerkt: verdringing, mislukt huwelijk, huil & janktherapieën, analyse, angst voor binding. Alles komt voor in Een hart van steen. En ook de laatste bevrijdende huilfase kun je aan dit rijtje toevoegen. Maar ik ben het ermee oneens dat het de lezer volkomen koud laat. Het is wel waar dat het geen echte tranentrekker is, en je word er ook niet echt door bewogen, maar het doet toch wel wat met je. Ik zat helemaal in het boek en heb het in drie dagen uitgelezen, en toen ik bij het drama kwam deed het me wel even wat. Het hele boek is naar dat ene punt geschreven. Maar ik denk inderdaad wel dat als je er wat langer over doet om het boek uit te lezen, de emotie en spanning van het moment van het drama er wel afgaan. En de recensent stoort zich eraan dat het boek, en daarmee Renate Dorrestein, te ervaren, te behendig, te modieus en te jofel is. Maar daar had ik juist totaal geen last van. Ik vond het juist fijn dat alles klopte en het vlot geschreven was. Ik ben het dan weer wel eens met de stelling dan Dorrestein geen moeite doet om zich in te leven of uit te sloven voor haar personages. Het was allemaal eigenlijk best oppervlakkig geschreven. Aan de ene kant krijg je juist heel veel over Ellen, de hoofdpersoon, te weten, maar toch ook eigenlijk weer niet. Ellen is voor mij niet gaan leven tijdens het lezen van Een hart van steen, wat jammer is. In recensie 2 word gesteld dat Dorrestein in sommige scènes wel erg haar best doet de traanklieren van haar lezers te prikkelen. Daar ben ik het niet mee eens, want, hoe tragisch sommige dingen ook mogen zijn, het is niet op zo’n manier geschreven dat je erom moet huilen. Het is, zoals ik al eerder zei, heel oppervlakkig geschreven, en daar krijg je mij niet mij aan het huilen. Ik ben het er dan weer wel mee eens dat een hart van steen de potentie van een echte publieksroman heeft; spannend, dramatisch en op een bijzonder prettige manier verteld. Ondanks de extreme gebeurtenissen blijft er die jolige, vanzelfsprekende toon, waarop de schrijfster het patent lijkt te hebben. En ook met de stelling in het slot ben ik het eens; hoezeer we ook kunnen treuren om de belevenissen van Ellen, hoe serieus we Dorresteins taalfilosofisch getinte connotaties ook kunnen nemen, daarbij de link leggend naar de chronische vermoeidheid die haar eigenlichaam kwelt, is Een hart van steen in de eerste plaats een vermakelijk boek.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten